Tweede petitie tot het aanhouden van de behandeling van de initiatiefwet houdende nadere wijziging van het Decreet Uitgifte Domeingrond (S.B. 1982 no. 11 zoals laatselijk gewijzigd bij S.B. 2017 no. 85)
Geachte voorzitter,
Volgend op een eerdere petitie van 28 december 2021, nog geen maand geleden, dienen wij opnieuw een tweede petitie in om de behandeling van de in aanhef genoemde wet voor onbepaalde tijd uit te stellen, om ons en andere rechthebbenden en belanghebbenden ruimschoots de gelegenheid te geven om de effecten van een dergelijke wijziging grondig te kunnen bestuderen en om ons op de volgens internationaal gangbare standaarden op het gebied van Free, Prior and Informed Consent (FPIC) te consulteren over deze wetgeving die onomstotelijk van invloed is op onze rechten.
We hebben met waardering de oproep ontvangen om commentaar te leveren op de intussen geamendeerde conceptwetstekst; echter dient er een gedegen consultatieproces gevolgd te worden om tot eensluidend commentaar te kunnen komen. Vooralsnog kan gezegd worden dat de conceptwet Grondconversie niet in overeenstemming is met de rechten van Inheemse volken en dit in de huidige vorm voor ons dus niet acceptabel is.
Enkele redenen waarom wij dit zeggen, zijn:
- Een van de beginselen van het grondbeleid is niet correct, en dat dient eerst rechtgezet te worden, namelijk dat alle grond waarop geen recht van eigendom bewezen kan worden, domein van de Staat is. De Inheemse woon- en leefgebieden zijn wel degelijk eigendom van de Inheemse volken, ook al is daar geen eigendomsakte van te overleggen, juist vanwege deze op koloniale basis gestoelde domeinwetgeving. Het is een structurele tekortkoming van de Surinaamse wetgeving, zoals ook aangegeven door het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten. Inheemse gronden zijn geen onderdeel van het domein van de Staat. De structurele tekortkomingen dienen rechtgezet te worden anders blijft de wetgeving voortborduren op een foutief beginsel. Er dient dus, integraal bij deze discussie tot wijziging, direct ook een wijziging aangebracht te worden in van artikel 1 lid 1 van het Decreet Beginselen Gronduitgifte, waardoor de traditionele woon- en leefgebieden der Inheemse volken worden uitgesloten van domeingrond, en waarbij verwezen wordt naar de collectieve rechten van Inheemse volken zoals vastgelegd in de wet Collectieve Rechten.
- De vervanging van “Bosnegers en Indianen” zou moeten zijn naar “Inheemse volken en Tribale volken”, in lijn met de wet Collectieve Rechten.
- Het probleem van artikel 4 lid 1 is niet slechts de woorden “Bosnegers en Indianen” maar vooral het tweede deel namelijk “voor zover het algemeen belang zich daar niet tegen verzet”. Het is onduidelijk wat het algemeen belang precies is; volgens lid 2 is dat “any” project!! De toevoeging dat onder algemeen belang “mede” wordt begrepen “enig project binnen een goedgekeurd ontwikkelingsplan” is juridisch nietszeggend; het kan any plan van anyone zijn zonder dat daarmee het algemeen belang gediend wordt.
- Tenslotte dient, conform de Wet Collectieve Rechten en conform de internationale standaarden en conform de vonnissen van het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten, die internationale wettelijke verplichtingen zijn voor de Staat Suriname, ongeacht wat de nationale wetgeving zegt, FPIC van betrokken Inheemse volken worden verkregen alvorens er wordt beschikt over Inheemse grondgebieden of activiteiten die daarop van invloed kunnen zijn. Ook dat dient in de conceptwetswijziging meegenomen te worden.
Dergelijke meer fundamentele wijzigingen zijn noodzakelijk alvorens er over grondconversie gesproken kan worden. Dergelijke fundamentele wijzigingen achterwege laten, betekent opnieuw een gemiste kans, betekent opnieuw miskenning van de rechten van Inheemse volken, betekent voortzetting van de discriminatoire wetgeving en betekent voortsukkelen op fundamenteel foutieve grondwetgeving, hetgeen zich in de toekomst zal wreken.
Wat betreft tekst in de conceptwet Grondconversie die zogezegd de rechten van Inheemse en Tribale volken moeten beschermen, kan verder het volgende gezegd worden:
- Artikel 13 lid 5 (“Domeingrond, waarop ten behoeve van in stamverband levende Marrons en Inheemsen collectieve rechten zijn gevestigd, komen niet in aanmerking voor overdracht in eigendom”):
Op dit moment, 24 januari 2022, zijn er geen collectieve rechten “gevestigd” dus deze bepaling is op dit moment van generlei waarde waardoor alle grond ongestoord kan worden omgezet in eigendom. Deze conceptwijziging dient daarom pas gedaan te worden na wettelijke erkenning van die collectieve rechten.
Vervolgens, na die wettelijke erkenning van de collectieve rechten, zal aanvullend ook een betere uitsluitingsformule moeten komen die duidelijk maakt dat elk stuk en alle grond die mogelijkerwijs deel uitmaakt van Inheemse grondgebieden uitgesloten is en blijft van conversie en uitgifte, en dat als dat überhaupt toch gebeurt, dergelijke uitgifte en/of conversie van rechtswege nietig zal zijn.
- Artikel 13 lid 6 (“Indien de aanvraag voor overdracht betrekking heeft op een stuk domeingrond dat gelegen is binnen woon- en/of leefgebieden van, eventueel, in stamverband levende volken, waarop geen collectieve rechten zijn gevestigd, zal de Regering ter eerbiediging van de rechten van de in stamverband levende volken, eerst tot overdracht in eigendom beslissen, na de dorpsgemeenschap of door hun erkende vertegenwoordigers, te hebben gehoord”)
Het fundamenteel rechtsbeginsel zoals internationaal erkend is, dat de regering geen zeggenschap heeft over eigendom van de Inheemse volken en dus niet kan beslissen, gehoord of niet. De woon- en leefgebieden zijn eigendom van respectieve Inheemse en tribale volken, en dát is wat geregeld moet worden anders gaat de staat op dezelfde scheve schaats voort.
Verder is het rechtsbeginsel geen “horen” (“…in stamverband levende volken […]te hebben gehoord”) maar is dat het beginsel van FPIC, conform de internationale standaarden op het gebied van mensenrechten en conform de beginselen van rechtsbescherming en rechtszekerheid over eigendom; zie ook de vonnissen van het Inter-Amerikaans Hof en de conclusies van de VN Mensenrechtencommissie en de VN Commissie Uitbanning Rassendiscriminatie (CERD) etc.
Geachte voorzitter,
Voorgaande opmerkingen zijn preliminaire opmerkingen en dienen niet gebruikt te worden om de conceptwetstekst aan te passen en aan te nemen als zou er hiermee afdoende input vanuit de Inheemsen zijn verkregen. Er zijn nog een aantal andere opmerkingen die we in een later stadium graag ook aan u doen toekomen.
Wij doen voor de zoveelste maal een beroep op uw college en op de regering van Suriname om zonder enig verder oponthoud het vonnis van het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten in de Kaliña & Lokono zaak tegen de Staat Suriname onmiddellijk en volledig uit te voeren, ter erkenning en bescherming van onze mensenrechten, inclusief het wettelijk erkennen, volgens internationale standaarden, van onze collectieve rechten. Als we echt in een rechtsstaat leven moeten ook onze mensenrechten erkend en beschermd worden.
We stellen u er tenslotte van in kennis dat we deze en voorgaande petities ook zullen doen toekomen aan het Inter-Amerikaans Hof voor Mensenrechten, ter kennisneming van de inconsistentie en voortdurende vertraging in de uitvoering van het Kaliña & Lokono vonnis, en de voortdurende veronachtzaming van de rechten van Inheemse volken door regering en parlement. We blijven intussen graag bereid om onze bijdrage te leveren aan rechtvaardige grondwetgeving.